Gapend schuif ik de gordijnen van mijn slaapkamer open. Voor mijn slaperige ogen ontrolt een wereld badend in het zonlicht. Gordijnen zijn een soort scheidslijn tussen twee tegengestelde werelden. Mijn slaapkamergordijn scheidt de slaapwereld van de harde realistische buitenwereld.

Ik sta nog wat suf in de keuken. Kauwend op mijn ontbijt gaan mijn gedachten terug naar de gordijnen. In het heden is er een onzichtbaar gordijn tussen het verschrikkelijk oorlogsgeweld in Oekraïne en het nog vredige deel van Europa.

Vroeger was er een IJzeren gordijn tussen de wereld in het Oosten en de wereld in het Westen. Ook bestond, misschien nog, een Bamboegordijn tussen een deel van Azië en China. Nu hangt er een informatiegordijn tussen de virtuele en reële wereld. Altijd weer die scheidslijn of gordijn tussen twee tegengestelde werelden. Werelden die zich separaat ontwikkelden en alles deden om elkaar ervan te overtuigen dat hun wereld het beste was.

Ik schuif mijn virtuele gordijnen open en dicht als een soort dag en nacht ritme. Als ik niet de werkelijke wereld wil zien en mij terugtrek in mijn eigen wereld. Een wereld van creatief bezig zijn. Mijn gedachten te kunnen ordenen. Nieuwe tekeningen te maken. Trachten deze gekke wereld te kunnen begrijpen. Mijn virtuele gordijnen zijn wat dat betreft heel functioneel en ook een soort bescherming.

Ik sta op. Laat de boel de boel. Het gordijn in mijn hoofd schuif ik open voor de werkelijkheid van alle dag. Ah, ja, boodschappen. Moet toch mijn werk, in opdracht gemaakt, gaan afleveren bij de koper. Trek de deur achter mij dicht. Stop voor de supermarkt. Boodschappen lijst. Race tussen stellingen en reclame geschreeuw door. Laad mijn boodschappen in de auto. Boodschappen opgeruimd. Zet mijn werk voorzichtig in de auto en rij naar de koper. Koper tevreden, zelfs enthousiast. Geld.

Geld is eigenlijk ook een gordijn. Een gordijn tussen menswaardig kunnen leven, of uitgestoten worden en op straat te moeten zwerven. Daar als een soort minderwaardig wezen te worden bekeken en behandeld.

Zuchtend ruim ik de ontbijt rommel en de rest van het huis op. Trek mijn bed recht en doe het raam open.

Ik sluit mijn virtuele gordijnen om mij terug te trekken in mijn eigen wereld. Ik staar naar een leeg doek. Het licht van mijn atelierraam kruipt schichtig naar binnen. Ik pak een willekeurig schetsboek uit de stapel. Gedachteloos blader ik het door. Ga achterover zitten en staar naar de wolken die traag langs het raam voorbijschuiven.

De incompleetheid der dingen bestormen mijn hoofd. Wij hebben als mens toch steeds gordijnen nodig om de dingen te scheiden zonder dat wij ons daarvan bewust zijn. Gordijnen tussen het heden en verleden.

In de Griekse oudheid was er ooit een wedijver tussen de schilder Zeuxis en zijn vakgenoot Parrhasius uit Ephesus: deze probeerde zijn rivaal Zeuxis, die een tros druiven zo natuurgetrouw schilderde dat er vogels op afkwamen, te overtroeven door een zo realistische afbeelding van een gordijn weer te geven, zodanig dat Zeuxis het wilde openschuiven.

Ik richt mij op en schuif mijn virtuele gordijn weer open en begin mijn tekening op het doek uit werken. De geluiden van de buitenwereld verdwijnen naar de achtergrond. Ik ben veilig in mijn eigen wereld beland.