Zittend op een bankje aan de kant van een gracht in hartje Amsterdam, kijk ik naar de schoonheid en triestheid van de herfst.

Droge rollende herfstbladeren maken een knisperend en schuifelend geluid als zij worden voortgedreven door de fluisterende wind over het plaveisel van de stad.

In de stilgevallen stad en de stilgevallen wereld klinkt het geschuifel en geknisper als een dreiging voor de dingen die mogelijk zullen gaan gebeuren. Ik ben de eenzame getuige van dat fenomeen, zittend op een bankje aan de kant van een gracht.

De dreigende donkere wolken accentueren de sfeer die hangt boven dat deel van Amsterdam. Ik kijk onderzoekend naar die wolken en heb het gevoel dat het misschien snel zal kunnen gaan regenen.

In mijn bespiegelingen zie ik de herfst als een periode waarin de natuur zich terugtrekt. Ondanks de kleurenpracht, die de herfst met zich meebrengt, is mijn gevoel erg onrustig. Ook zie ik daarin de onvoorspelbare dingen, die deze tijd ons zal brengen. De onrust die over deze wereld waart. Oorlog, politieke turbulenties, economie, nieuwe epidemie, klimaat en een dreigende nucleaire winter en nog veel meer.

Terwijl de stille wereld luistert naar de gewelddadige oorlogen die zich nu voltrekken, schuifelen de droge bladeren verder over het plaveisel van de stille stad. Mijn bespiegelende gedachten schuifelen mee met de bladeren richting het stille water van de gracht waar ik zit.

De stille wind rimpelt voorzichtig de oppervlakte van het donkere grachtwater. De brug die de gracht overbrugt spiegelt in het rimpelende oppervlak. Blad voor blad wordt langzaam op het water neer gevleid. De bladeren worden langzaam door de trage stroming van het grachtenwater meegetrokken.

Ik volg de bladeren tot die zijn verdwenen onder de brug. Wat zal er van die bladeren worden? De spiegeling van het donkere water verbergt de donkere diepten waarin de bladeren uiteindelijk zullen wegzakken. In gedachten zak ik met een blad mee naar de donkeren diepten.

De donkere diepten waarin de mens uiteindelijk zal verdwijnen als de gewelddadige oorlogen zich zullen uitbreiden over meerdere fronten. Bladeren verbeelden voor mij het lot dat ons leven bepaald. De willekeur van het verloop van de geschiedenis. De grachtkant is het tippingpoint van de ons overkomende gebeurtenissen.

Als de mens uiteindelijk als een blad drijft op de oppervlakte van het donkere water is er geen weg terug. Voordat wij door de wind van de gebeurtenissen worden meegesleept, zullen wij onze toekomst goed moeten overdenken. De rimpeling van de oppervlakte van het donkere water verstoort ons rationele denken. Voordat wij over de rand van de grachtkant worden geduwd moeten wij ons goed realiseren waarmee wij bezig zijn.

Zittend op dat bankje aan de kant van de gracht kijk ik voorbij de brug naar de verkeersstroom die over een verder liggende brug voorbijraast. De stilte van deze plek werpt mij in gedachten terug op de eenzaamheid van de mens. De mens is eenzaam in haar lot. Niemand zal ons komen redden van de ellende die wij zelf hebben veroorzaakt.

De bladeren die van de bomen afvallen mede met behulp van de fluisterende wind, rollen over het plaveisel in een bijna oneindige stroom. Een stroom die mij leidt naar de innerlijke stilte van mijn bespiegelende gedachten.

Terwijl ik kijk naar de vallende bladeren, begint het zachtjes te regenen. De druppels veroorzaken een herhalend patroon van kringen op de oppervlakte van het donkere water van de gracht.

Ik sta op en doe de kraag van mijn jas omhoog en werp een kritische blik richting het donkere wolkendek. Ik steek langzaam de straat over, weg van de gracht. De mensen om mij heen haasten zich net als ik, vluchtend door de koude regen, richting huis.