Er was eens een poes die met haar ogen verbaasd naar de mensenwereld aan het kijken was. Zittend in de warme zon voor de deur van het huis waar zij woont kijkt zij naar het drukke leven van de mensdieren. Zij ziet die mensdieren voorbijrennen, lopen en met dingen slepen. Zij moest wel steeds met haar ogen knipperen door het felle zonlicht. Zij heeft nooit iets kunnen begrijpen van die mensdieren, hoewel zij daar al jarenlang tussen woont. Haar dagen en nachten worden aaneengeregen met de geluiden van mensdieren, die geluiden zal zij nooit kunnen begrijpen.

Zij is een bijzondere poes, zij is een denkpoes. Denkende poezen komen niet veel voor in de poezen wereld. Daarnaast is zij ook een vriendelijke poes. Zij laat zich soms aaien, ook door kleine mensdieren, die haar soms pijn doen, maar dat gebeurt gelukkig erg weinig. Als denkende poes beschouwt zij de wereld van die mensdieren. Mensdieren blijven voor haar vreemde wezens. Lopend op twee achterpoten, met twee vreemd loshangende voorpoten, die soms worden gebruikt om tegen elkaars lichaam te slaan.

Ach ja, die mensdieren geven haar eten en drinken in een bakje, dat is wel makkelijk eten hoor. Zij moet haar dagelijkse behoefte doen in een soort grindbak. Tja, dat is blijkbaar makkelijk voor die mensdieren om op te ruimen.

Terwijl zij rustig in de zon zit te genieten van de warmte, overdenkt zij haar leven. Tja, negen levens dat is een lange periode voor haar om door te maken. Zij is aangeland in het achtste deel van haar leven. In mensdieren term: Zij is dus een oudje. De dag is voor haar een moeilijke tijd. Slapen eten, eten slapen. Geaaid en gekroeld worden door de mensdieren, dat zijn natuurlijk wel de prettigste momenten in zo’n trage lange dag.

Dan de nacht, ja dat is haar tijd. Jacht! In de stilte van de schemer rondsluipen. Scherp luisteren of er ergens iets beweegt of weg rent. Zij kan erg goed horen met haar scherpe gehoor. Actie en snelheid daar komt het op aan. Ondanks dat haar botten stram zijn geworden, is zij nog best snel. Haar snorharen, ter breedte van haar lichaam, geven precies aan of zij nog ergens door kan. En beschermen haar tegen het botsen tegen objecten in de schemer.

Ja, die mensdieren gebruiken hun loshangende voorpoten ook om in glimmende en brommende monsters te gaan zitten en te besturen. Zij moet er soms voor wegspringen om niet te worden geraakt door zo’n monster. Soms zitten zij voor vreemd gevormde dode dingen, die zij dan met hun voorpoten aanraken. Op dat dode ding gaat er dan iets bewegen. Zij zit dan altijd klaar om aan te vallen, zij kan er helaas met haar klauwen niet bij komen.

Als denkende poes moet zij nu eenmaal denken over de dingen om haar heen en over haar zelf. Denkend over het vreemde gedrag van de mensdieren. Wat zij doen en wat zij veroorzaken. De onvriendelijkheid waarmee zij de andere mensdieren behandelen en benaderen. Soms ziet zij de koppen grijnzen. Soms ziet zij de ogen in die koppen nat worden. Zij heeft geen idee wat die signalen betekenen. 

Zij heeft wel ontdekt, als oudere poes, dat haar het denken over de dingen beter afgaat. Zij kan de dingen van verschillende kanten beschouwen. Niet worden meegesleept in een katten- poezendispuut, die vaak eindigen in elkaar te overschreeuwen. Soms wordt haar gepeins overstemd door het zeer drukke gedrag van de mensdieren. Zij staan dan te schreeuwen voor een plat dood ding waarop iets beweegt. Zij gebruiken dan die loshangende voorpoten om die andere mensdier vast te grijpen. Heel vreemd, maar goed als denkende poes geeft dat toch te denken.

Soms zit zij voor een doorzichtig deel van het huis en kan daardoor naar buiten kijken. Zij ziet dan allerlei mensdieren voorbijkomen. Heel vreemd. Zij vraagt zich dan af: wat doen zij zoal? Gaan zij op jacht, of laten zij hun buitenkant ook aaien en kroelen? Wij poezen zijn individuen. Wij zijn trots op onszelf. Wij likken onze buitenkant regelmatig schoon. Ja, wij zijn ook hygiënische poezen.

Haar leven als poes is niet voor de poes. Nu, in haar achtste leven, zijn haar gedachten ook wat trager. De omgeving waarin zij leeft als poes is sterk veranderd. De koude tijd is minder koud, de warme tijd is warmer. Als zij op jacht gaat moet zij vaak urenlang zwerven om iets te vinden.

Ach, het is nu tijd om even een dutje te doen. Haar denken gaat over in mooie dromen. Heerlijk is dat om als denkende poes even de gedachten te verzetten en te dromen over andere dingen dan het samenleven met het mensdier.