Zon (Sonnet)
Zon
Zij schildert met licht
Onttrekt de dag van de nacht
en schaduw op mijn gezicht.
Seizoenen schuiven zij aan zij.
Haar warmte streelt mijn ongenoegen
Brengt leven op aarde
Doet groen ontspruiten
Wij met de oogst zwoegen
Zij kijkt lachend op ons neer
Koperen ploertig
Op het menselijke gemier.
Oneindige tijd brandt zij al
Zij voedt ons laveloos
Ook zij zal doven tot een witte bal.