Laat in de avond liet ik de hond uit. Het was koud, nat en guur weer. Februari loopt op haar einde en langzaam komt de lente in zicht. Ik zie de lichten van de huizen. De mensen zitten warm en gezellig binnen. Kijken naar de TV of zitten te lezen, maken zich klaar om naar bed te gaan of bereiden zich voor op de volgende werkdag. Loop in gedachten achter de hond aan. De hond heeft niet zoveel zin om met dit weer naar buiten te gaan. Eerlijk gezegd ik ook niet, maar het moet nu eenmaal. Ik loop voor mij uit te dromen. Diep in gedachten loop ik verder. Dan wordt mijn aandacht getrokken door het geluid van een vlucht overvliegende ganzen. Ganzen die op weg zijn naar verre oorden. 

Ik verplaatst mijn gedachten naar de ganzen. Geweldig om door de ogen van de ganzen naar beneden te kunnen kijken en te kunnen zien hoe steden en dorpen er van uit hun perspectief er uit zien. Niets is te zien van ons als mens. Hoe wij leven, hoe wij werken. Niets is te merken hoe wij in onze huizen zitten en wat wij denken of doen. Ik droom van verre kusten en stille stranden. Warme landen en stille oorden. Hoe betrekkelijk ons leven is en hoe kort. Te kort om te zien hoe deze aarde er over duizenden jaren er uit zal zien. Ik vlieg mee naar niet bestaande werelden, naar niet bestaande samenlevingen. De wereld te kunnen zien door de ogen van dat dier. Te zien hoe zij de wereld beschouwen, voelen of meemaken. Over de wereld te kunnen vliegen en te landen waar je maar wilt. Een gevoel van melancholie maakt zich van mij meester. Ik kijk omhoog, maar ik zie uiteraard niets. Het is donker en mistig. Alleen dat geluid van die ganzen, die elkaar roepend op de hoogte houden. Een leider voorop, de anderen volgend. Het is een wonderlijk iets dat die dieren zich zo hebben kunnen aanpassen.
 
Er zijn ooit sprookjes verzameld onder de naam van Moeder de Gans en uitgebracht door Charles Perrault . Zijn verzameling volksverhalen en sprookjes werden in 1683 gepubliceerd onder de naam: Contes de ma mère l'Oye.  Er is daarover zelfs een suite voor piano gecomponeerd door Maurice Ravel in 1911.
 
Wat een gans al niet doet met onze verbeelding en creativiteit. Een monogaam dier die met zijn tweeën bij zijn gewonde soortgenoot blijft tot hij beter is of is overleden. Merkwaardig dat dieren vaak meer beschaving bezitten dan mensen. Wat beschaving betreft hebben wij van hen nog veel te leren.
 
Ach hoe wonderlijk zijn dromen. Ik ben bijna thuis met de hond. Het is stiller geworden op straat. Iedereen, op een enkele late passant na, is thuis. Ik aai de hond over zijn kop. Doe de deur open. De hond gaat onmiddellijk heerlijk in zijn mand liggen. Ik doe de deur op slot. Ja, nu kan ik mij voorbereiden om naar bed te gaan. Nu kan ik verder dromen, maar dat lukt niet meer. De ganzen zullen nu al weer ver weg zijn en elkaar blijven aansporen om verder te gaan.
 
Ik val in slaap. De tijd vlucht mij voorbij.